VA

1-2007

Home Archief Abonnement met twee welkomstnummers naar keuze Los nummer bestellen

VorigeDeel 7  | Volgende

“Zonder dwarsverbindingen rijdt de trein niet”


Interview: Huisarts H.C. Moolenburgh


Toegift:  Een aantal extra vragen in aansluiting op het interview in  VA editie 1-2007


Terwijl techniek en kunst samen zouden moeten werken, staan ze in de geneeskunde tegenover elkaar…
   
    “Ik vergelijk het ook wel eens met de analogie van de linker en rechter hand. De rechter hand die doet en ingrijpt; die hard kan zijn en het zwaard hanteert; en de linker hand die meer ontvangend is en overeenkomt met de rechterkant van de hersenen – die meer artistiek gevormd is. De twee handen moeten samenwerken. Als we die samenwerking missen, zie je iets heel geks gebeuren.
    “De nieuwe manier van geneeskunde bedrijven wordt op het ogenblik doorgezet door fysiotherapeuten, acupuncturisten, homeopaten en dat soort mensen, die dus geen medici zijn, maar die wel een stuk nieuwigheid te pakken hebben dat wij gemist hebben. En dat vind ik jammer, bijzonder jammer. Ik hou van mijn eigen vak. Ik vind het heel jammer dat wij tot nog toe geen kans hebben gezien een tweesporenbeleid te vormen. Waarom pakken wij als artsen dat nieuwe stuk nou niet op? Het wordt nog erger, als je bedenkt dat een deel van de artsen daar zelfs nog trots op is. Artsen die niets van homeopathie willen weten, en alle homeopathie kwakzalverij noemen, en opmerken dat het toch zo fijn is dat de belangstelling voor homeopathie nu eindelijk terugloopt.
    “Het doet denken aan de definitie van snobisme: een plank voor je hoofd hebben en denken dat het mahoniehout is. Ik snap die instelling niet. Vooral in ons vak waarin je zoveel dingen tegenkomt die je niet begrijpt. Soms krijg je pas na de dood van patiënten stukjes van de puzzel in handen. Je snapt niet waarom een kind dood gaat. Je snapt niet waarom de ene mens zo verschrikkelijk moet lijden en het de andere mens goed gaat. Het leven zit vol mysterie. De medische stand vind ik over het algemeen nogal arrogant. ‘Lever je lichaam nu maar in, dan zullen we dat repareren. En bemoei je je er vooral niet mee.’ Hier en daar worden pogingen ondernomen om de patiënt meer als een teamgenoot te zien. Maar die oude houding is nog lang niet weg.
    “Ik heb eens samen met mijn vriend Bob Hornstra voor Utrechtse studenten het standpunt moeten verdedigen van de complementaire artsen. Paul van Dijk was voorzitter. Aan de andere kant zat de hoogleraar huisartsgeneeskunde Polak en er was iemand van TNO. De studenten mochten vragen stellen. Na anderhalf uur werd duidelijk dat ‘wij’ een verhaal vertelden en ‘zij’ een verhaal vertelden en dat er geen dwarsliggers waren. Er waren gewoon geen verbindingen.
    “Op een gegeven moment zei de hoogleraar huisartsgeneeskunde: ‘Ik lees vijf tijdschriften en daar staat het allemaal niet in wat jullie doen.’ Ik zei: ‘Ik lees vijf tijdschriften en daar staat het allemaal in wat wij doen.’ Ik zag hem zo opzij kijken. Naderhand kon ik het goed met hem vinden. Op dat moment zei ik: ‘Wat we hier vandaag hebben gezien is dat we in de geneeskunde rails hebben gelegd zonder voor dwarsliggers te zorgen. En die dwarsverbindingen moeten we maken, dat is absoluut noodzakelijk, want anders rijdt die trein niet.’ En daar ben ik tot op de dag van vandaag zeer van overtuigd.” 

Is het ook niet zo dat de patiënt van zijn kant uit niet om die dwarsverbindingen vraagt?
    “Zonder enige twijfel. Alles moet op dit ogenblik direct en onmiddellijk opgelost worden. ‘Ik heb pijn, die pijn moet weg.’ Zij vragen, wij draaien.”



Vorige pagina  |   1   |   2   |   3   |   4   |   5   |   6   |   7   |   8   |   Volgende pagina




Links over dit onderwerp, klik hier.


Dit nummer los nabestellen


Dit nummer ontvangen binnen een abonnement

Home
Editie 3-2006
Editie 4-2006
Overzicht alle jaargangen: Leeskamer