VA

1-2007

Home Archief Abonnement met twee welkomstnummers naar keuze Los nummer bestellen

VorigeDeel 1  | Volgende

”Dan wordt geneeskunde ook weer echt leuk.”




Interview: Huisarts H.C. Moolenburgh.

Toegift: een aantal extra vragen in aansluiting op het interview in  VA editie 1-2007.


Toen u vijftig jaar geleden met uw praktijk begon was de hoofdklacht: pijn. Nu is de hoofdklacht vermoeidheid; mensen die niet lekker in hun vel steken; kinderen die chronisch moe zijn. Het vreemde is dan, zegt u, dat deze patiënten naar het spreekuur komen met klachten waar de huisarts in feite niet voor geleerd heeft en waar hij op het eerste gezicht geen kant mee op kan.

    “Ja, dat is heel gek. Het is tegenwoordig iets beter. In de tijd dat ik opgeleid werd, wisten we alles van de meest buitenissige interne aandoeningen. Maar je had als arts nog nooit de mazelen gezien. Sindsdien is de opleiding gelukkig zo veranderd dat een huisarts-in-opleiding met een andere huisarts mee moet lopen, waardoor artsen veel beter beslagen ten ijs komen. Echt een verschil van dag en nacht.
    "Maar het is waar, in de huidige tijd krijg je echt ontzettend veel patiënten met klachten als: ‘Ik ben zo moe.’ Of: ‘Ik zit niet lekker in mijn vel.’ Of: ‘Dokter wat heb ik toch? Ik ben zo ongedurig.’ Dat zijn klachten waar eigenlijk alleen maar tonica en tranquillizers voor helpen. Maar ja, dan doe je het licht uit over hetgeen er is. En daar zijn, vind ik, huisartsen niet goed in opgeleid. Daar heb je eigenlijk de complementaire geneeskunde voor nodig, want die kan daar goed bij.”

Wanneer ontdekte u de waarde van wat u later ‘terreingeneeskunde’ bent gaan noemen?

    “Tijdens mijn opleiding als coassistent werkte ik in het academisch ziekenhuis, ik zag daar kankerpatiënten bed aan bed wegteren, en merkte dat we daar wel allerlei dingen aan deden, maar dat die mensen toch gewoon doodgingen. Toen dacht ik: ‘Hier is iets helemaal niet goed. Waarom gaan al die mensen dood en doet men er toch zo optimistisch over?’ Vanaf dat moment ben ik gaan zoeken naar aanvullende methoden.
    “Via een vriend kwam ik in contact met andere methoden om kanker te behandelen. Ik kwam in contact met een antroposofisch arts uit Leiden. Hij werkte met iscador en hij zei: ‘Iscador is een maretakpreparaat dat de patiënt verwarmt; kanker is een koude ziekte.’ Ik had daar nooit van gehoord. Dat soort dingen leer je in je opleiding niet. Toen ik afgestudeerd was en met mijn eigen praktijk begon, ben ik iscador gaan toepassen bij mijn kankerpatiënten; waarbij ik meende dat deze mensen er in ieder geval kwalitatief beter aan toe waren. Vervolgens vond ik in de literatuur dat bepaalde vormen van dieet toch beter werkten dan andere. En van het een kwam zo het ander.
    “Het werd al heel gauw bekend dat ik af en toe andere dingen deed dan ik hoorde te doen. Na de eerste vijf jaren in functie als huisarts en complementair werkend arts was het zo druk dat mensen hier om één uur ’s nachts in een rij in de tuin stonden. Het groeide me totaal boven het hoofd. Mijn toen net als verpleegkundige afgestudeerde buurmeisje zag die taferelen zo eens aan en zij is voor mij de praktijk gaan organiseren, en afspraken en spreekuren gaan inplannen. We hebben 48 jaar samengewerkt. Ze is vorig jaar overleden.
    “Ik heb dus jarenlang een soort dubbele praktijk gehad. Voor een deel een gewone huisartsenpraktijk, met bevallingen en al. Het kon gebeuren dat iemand in de gewone praktijk bij me kwam met kanker en zei: ‘Ja, dokter, ik heb gehoord van al die gekke dingen die u doet, maar daar wil ik niks mee te maken hebben.’ Dan behandelde ik zo’n patiënt regulier, terwijl even later een patiënt uit Groningen naar me toekwam voor een complementaire behandeling. Heel zot natuurlijk, maar zo ging het. Het heeft me wel geleerd beweeglijk te zijn.”




Vorige pagina  |   1   |   2   |   3   |   4   |   5   |   6   |   7   |   8   |   Volgende pagina




Links over dit onderwerp, klik hier.


Dit nummer los nabestellen


Dit nummer ontvangen binnen een abonnement

Home
Editie 3-2006
Editie 4-2006
Overzicht alle jaargangen: Leeskamer