Interview:
Huisarts H.C. Moolenburgh
Toegift:
Een aantal extra
vragen in aansluiting op het interview
in VA editie 1-2007
|
Tijdens de eerste pathologieles in uw
studie medicijnen begon de hoogleraar pathologie het college met een
vraag: 'Wat is ziekte?’ Hij liet een korte stilte vallen om dan te
antwoorden met de woorden: ‘Dat weten we niet’. Zou die vraag in onze
huidige tijd ook nog op deze wijze worden beantwoord?
“In essentie wel. Ook al is het
misschien niet met die woorden. Stel je de volgende situatie voor: een
man komt bij een specialist met een allergemeenste schouder die flink
vast zit. Hij zegt: ‘Ik heb zo’n pijn in mijn schouder.’ Dan is de
volgende diagnose zeer wel denkbaar: ‘Ja, meneer, dat is een periarthritis
humeroscapularis.’ Wat gewoon betekent: pijn in de
schouder. Het plakken van een etiket op een probleem is slechts het
plakken van een etiket. Maar dat gaat nogal eens gepaard met het
lekkere gevoel: ‘Zo, ik heb mijn diagnose gesteld, en nu zijn we er.’
Nee, na de diagnose moeten we er nog achter zien te komen waarom de
klachten optreden. En die volgende stap wordt vaak niet gezet.”
Volgens u is de
terreingeneeskunde met haar preventieve en heilzame maatregelen
onontbeerlijk om het tij in de onbetaalbaar wordende gezondheidszorg te
keren.
“Ja, daar ben ik absoluut van overtuigd. Ik heb in
de loop der jaren veel kankerpatiënten behandeld. Chemotherapie
kan reddend werken bij leukemie, Non-Hodgkin, testiscarcinoom – bij een
aantal soorten kanker. Maar bij de meeste soorten van kanker is
chemotherapie uitsluitend palliatief. Daarmee wordt bedoeld dat je
verschijnselen van de patiënt een tijdje onder controle houdt,
maar wel allerlei andere rotverschijnselen voor lief moet nemen die
door de chemotherapie komen. Maar je hebt daarmee nog niet het antwoord
op de vraag waarom die kanker nu ontstaan is.
“Hoe lossen we dat op in de moderne geneeskunde?
Door te zeggen: ‘Ja, maar er zijn oncogenen.’ Dus stoffen die kanker
kunnen verwekken. Ja, dat is waar. Maar waarom verweert die cel zich
dan niet goed tegen deze oncogenen? Het antwoord is dan: ‘Ja, die cel
verweert zich niet, omdat er ergens iets in de mitochondrieën
misgaat.’ Wat gaat er dan mis? ‘Ja, er wordt wellicht te weinig ATP
aangemaakt.’
“Kortom, men gaat steeds dieper de cel in – richting
steeds kleinere stofjes. Tegelijkertijd wordt het hoofdprobleem niet
aangepakt. Een volledig andere insteek zou zijn om het probleem van de
andere kant te bezien. En bijvoorbeeld naar de kwaliteit van ons
leefmilieu te kijken. In de lucht zit tegenwoordig 21 % zuurstof. In
barnsteen zijn kleine luchtbelletjes aangetroffen van duizenden jaren
oud. In dat barnsteen zat 30 % zuurstof. In onze grote steden is het
zuurstofgehalte soms al teruggelopen tot een schamele 12 %. Wij zijn
allemaal eigenlijk een beetje aan het stikken.
“Als een gewone cel te weinig zuurstof krijgt, gaat
die op een noodrantsoen over – van zuurstofverbranding naar vergisting.
En dan begint de vergistende cel te borrelen en te bruisen en zich te
vermenigvuldigen. Dat is een kankercel. Een kankercel is een cel die
geen zuurstof verbruikt.
“Een van de grote problemen van onze tijd is dat
mensen te weinig zuurstof binnenkrijgen. Hoe komt dat? Door de
CO2-uitstoot? Nee, er is iets heel anders aan de hand. In 2020 zullen
90 % van de groene longen van de aarde gekapt zijn. De CO2 wordt niet
meer opgenomen bij gebrek aan groen. Als we zouden stoppen met het
omhakken van oerbossen en tegelijkertijd in onze grote steden meer
bomen zouden planten en meer parken zouden aanleggen, dan zou de CO2
opgenomen kunnen worden. Bovendien zou je daarmee al een hele grote
maatregel tegen de kankerepidemie hebben genomen.
“In onze tijd is de neiging groot een technische
bril op te zetten. Ik zou zeggen: ‘Ga nou niet gelijk vragen welk
stofje een kankercel tekort komt.’ Er is gewoon geen zuurstof. Daarom
gebruikt die cel de zuurstof niet. Laten we eerst eens naar de basis
toegaan en voor de hand liggen zaken aanpakken. De weefsels van veel
mensen hongeren in onze dagen naar zuurstof.”
|
|