“Kijk eens beste
vriend,” antwoordde Pablo Neruda (1904-1973) ooit op
een vraag naar het waarom van de blauwgekleurde ziekenhuizen in zijn
gedicht Ode aan Federico, “voor mij is de kleur blauw de mooiste van
alle kleuren. Ze impliceert menselijke ruimte, die evenals het
hemelgewelf naar vrijheid en vreugde haakt. Mijn gedicht wil
waarschijnlijk zeggen dat zelfs de ziekenhuizen, zelfs de droefheid van
de ziekenhuizen, kan metamorfoseren onder de betovering van Federico’s
invloed en persoonlijke magie, die voor mij een sfeer van vreugde
uitstraalde; en dat zelfs de ziekenhuizen zich eensklaps omgetoverd
kunnen zien in prachtige blauwe gebouwen.”
Doe me dit nooit
meer aan, schrijft groenjournaliste en tuinontwerpster
Mineke Kurpershoek begin jaren negentig in een brief aan Rob Leopold.
“Eenmaal op het spoor gezet merkte ik dat blauw alles wat ik deed begon
te beheersen. Overal waar ik keek zag ik blauw, of ik wilde of niet.
Zat ik even dromerig voor me uit te staren, dan trokken stralend blauwe
luchten aan mij voorbij, zich weerspiegelend in onze prachtige
rivieren, omzoomd door sappig groene uiterwaarden. Maar ook de blauwe
koepels van Griekse kerken kwamen langs drijven, stralende luchten
tijdens dierbare vakanties, de smaak van zeevis, de in boeiend
blauw-groen geschilderde boerderijen in Staphorst.” En: “Het meest
bescheiden blauw krijgt van mij als eerbewijs toch altijd nog een
ereprijs.”
PAREL
Blauwe Bloemen
heet het boek waar niet minder dan zeventig levende auteurs begin jaren
negentig een originele bijdrage aan leverden; resultaat van een duik in
persoonlijke diepten, om op schrift te stellen wat ‘blauw’ voor hen als
mens betekent. Zeggen – zoals we in 1993 deden, in dit tijdschrift,
toen de eerste druk van Blauwe Bloemen verscheen – dat het een
inspirerend boek is geworden, doet het boek tekort, realiseren we ons
nu, wederom lezend in de bijdragen van dichters, natuurbeschermers,
lyrische ambtenaren en andere tuinminnaars.
In feite kan Leopold het
maar beter zelf uitleggen: “Een blauwe parel, verpakt in een blauwe
diamant. Zoiets was het, wat we met dit boek voor ogen hadden. Een
wonderlijk lyrisch vermoeden gaf ons
in, dat
als je maar diep genoeg duikt, of ook: als je maar voldoende onbevangen
aanziet wat voor de hand ligt, ieder van ons ergens een piepklein
plekje
bewaard heeft voor wat de dichter Lucebert eens
heeft genoemd: ‘de ruimte van het volledig leven’.”
Blauwe Bloemen is een merkwaardig boek. Gelijk al bij het eerste
bladeren het gevoel dat het helemaal niet over bloemen gaat; dat de
bloemen een kapstok zijn. Een excuus haast. Dat Blauwe Bloemen helemaal
niet over blauwe bloemen gaat, maar over iets achter die bloemen. Laten
we zeggen: schoonheid. Of nog beter gezegd: ‘gevoel’ voor schoonheid.
Want schone dingen zijn niet ‘schoon’, schoonheid wordt gezien. “Alles
is een schat voor wie het ziet,” zegt Leopold ergens. Nog weer anders
gezegd: over ‘mooi’ en ‘niet mooi’ wordt de mens het nooit eens, maar
gevoel voor schoonheid wordt altijd herkend.
Noem dat de
‘blauwe momenten’ in het leven.
MUZE
“Op een koele
morgen,” schrijft landschapsarchitect Danny Thys, “belt
die Leopold me op en biecht met kindse onwetendheid zijn diepste blauwe
fantasieën op. Haalt daarbij ik weet niet welke muze van stal, en
komt aangedraafd met dichterlijke ontboezemingen, een lofdicht aan het
blauw. Het kwijl stond me in de mondhoeken. Om geen woord te missen,
kneep ik in de hoorn en drukte die tegen mijn oorschelp, die er geruime
tijd later nog roodgloeiend bij hing. Nu bleek dat anderen ook wel eens
blauwe momenten hebben.”
Mooi, die blauwe
bloemen? Ja, nou, ja, nee… Een aantal van de door
Leopold gevraagde veredelaars, verzamelaars en schrijvers haasten zich
duidelijk te maken dat blauw als kleur op zich voor hen niet zo hoeft.
Blauw zonder roze, wit of geel? “Ach,” verzucht
illustrator/tuinontwerper Henk Gerritsen. “We hebben er al een hele
hemel vol van.” En zei de grote Gertrude Jekyll niet al dat een blauwe
tuin ‘hunkert’ naar een groep witte lelies?
En toch, toch
heeft dat blauw iets. Eenmaal afgedaald in de catacomben
van het eigen geheugen vindt de Friese columniste Joyce Huisman een
‘verschrikkelijk grote doos’ vol blauwherinneringen. En herinnert
heemplantkweekster Heilien Tonckens zich hoe ze als klein meisje bij
haar grootouders in het vroege voorjaar op haar buik in de zon lag te
lezen tussen het “hele fijne tere blauw” – een grasveld vol bloeiende
ereprijs.
“Dat blauw doet
de raarste dingen met je,” bekent Joyce Huisman. Lees
wat ze daarover vervolgens op schrift stelt: “Bij ons bijvoorbeeld
wurmt het zich in de vroege ochtend door de voorkant van het huis, door
dubbeldikke, blauwgevoerde gordijnen, het glijdt over en om mijn
stapels papier heen, onder de deur door, steekt vervolgens de hal over,
negeert de katten en hond die zich illegaal in een hoek van mijn bed
nestelen, en boort zich vervolgens met een verschrikkelijke knal in
mijn bewustzijn. Er is geen helpen aan. Ik moet het door mij zo
gewaardeerde warme bed uit. De kriebels krijg ik ervan…”
VERRE KOZIJNEN
Pablo Neruda
noemt blauw de mooiste aller kleuren; Goethe herinnerde
zijn lezers eraan dat blauw zich niet opdringt, maar ons naar zich toe
trekt. “Je staat er in verwondering bij stil, maar je kunt er niet veel
mee doen,” zegt tuinontwerper Piet Oudolf. Blauw is niet
toeschietelijk, het is een wijkende kleur. “En toch laat het ons niet
los, het heeft een geheimzinnige aantrekkingskracht,” zegt Rob Leopold
zelf.
Misschien dat
Weremeus Buning het daarom beschrijft als de “stilte in
het centrum van ons vurig existeren”. En dat de Engselse
tuinboekenschrijver Patrick Synge mijmert over blue and purple
in
flowers which seem to us more ethereal, more in tune with the infinite
than reds and oranges.
Westers paradijs en Oosters nirwana
worden
traditioneel in blauw gedacht. Durf het dan nog eens een koude kleur te
noemen! Denkend aan het gloeiende, intens blauwe kobalt van verre
kozijnen; aan de dorre, stenige berghellingen van de Franse
Corbières, het paarsblauw van de irissen en de blauwe kussens op
de kale, harde klei bij Zaragoza; aan een staalblauw wijwatervat en het
ultieme blauwe moment boven op een Corsicaanse berg en al dat andere
‘ongelofelijke blauw’ rond de Middellandse Zee.
De Leidse
botanicus/vertaler Peter Heukels ging naar Polen om daar het
lensdopje van zijn fototoestel te verliezen en terug te komen met een
prachtig ooggetuigenverslag van zijn ontdekking van Wilde ridderspoor.
Hij schrijft: “Helemaal naar hier reizen om je te zien! Hier, bijna aan
de Russische grens. Zo ver oostwaarts dat ik de laatste wilde beuk al
lang heb ingehaald. Ik had je hier niet verwacht. Het leek zo’n gewoon
akkertje De wereld is hier ingeperkt tot enkel een slordig dorpje met
een bescheiden lappendeken van landjes, reepje rogge, plakje aardappel,
beetje biet. Verderop ploegt een boer al stoppels onder. Van de oogst
heb jij je niets aangetrokken. Omdat je net te klein bent voor de
sikkel en de zeis.
“Je bent minder
blauw dan ik dacht. Maar je zult het wel beter weten
dan ik. Jij staat hier al eeuwen. Ik ben alleen maar even blijven
zitten naast het pad, dat me straks verder zal brengen, het zwijgende
bos in. Je moet trouwens wel opschieten met bloeien. Over een paar
dagen kan hij al hier zijn, met zijn paard, zijn ploeg, zijn ooievaars,
Heb je dan je zaadjes rijp. Je zult maar een dag te laat zijn… Die boer
heeft wel andere dingen aan zijn hoofd dan Wilde riddersporen. Die ziet
hij elke dag, elk jaar. Ik niet. Daar is Nederland te modern voor. In
Nederland moeten planten een verblijfsvergunning hebben, wist je dat?
Laat ik maar opstaan. Ik heb geen tijd om met de aarde te vergroeien.
En bovendien is er bewolking voor de zon gedreven, de sparren in de
verte worden zwart. Jij bent ook blauwer nu, of zou ik me vergissen?
Nee, werkelijk, dit is blauw, als je het mij vraagt. De kleur die
planten hooguit voor een bloem gebruiken.”
KLOKJESGENTIAAN
Veel van dat
bloemenblauw is verdwenen. “Het argeloze blauw heeft een
toevlucht moeten zoeken binnen gespaarde natuurgebieden,” verzucht
Harry de Vroome. Het eerste couplet van een heel oud kinderliedje zou
volgens deze voormalige medewerker van Staatsbosbeheer tegenwoordig
moeten luiden: “Gifgroen het gras, gifgroen het gras: onder mijne
voeten; Ik zou niet weten, ik zou niet weten: waar ik blauw nog kon
ontmoeten."
Een thema dat
emeritus-hoogleraar Plantkunde Victor Westhoff in zijn
bijdrage verder uitwerkt. Blauwe bloemen zijn uit onze wilde flora
nagenoeg verdwenen, luidt diens conclusie. Maar ook vroeger moest je ze
al zoeken. Gele en witte bloemen hebben altijd overheerst. Maar daarom
sprak het blauw ook des te meer aan.
Het allermooist?
De klokjesgentiaan in de schrale blauwgraslanden: die
benadert volgens Westhoff het meest het ideaal van de blauwe bloem der
Romantiek, die zich “als een kelk of een ster openvouwt naar de hemel,
en de eenzame reiziger doet beseffen dat zijn geluk elders ligt.”
Vergeten
we niet wel eens, zegt Westhoff, dat het
abstracte begrip soortenrijkdom niets anders is dan “een fijne,
speelse, oneindig gevarieerde schakering van kleur, structuur en klank.
Een vreugde voor oog en hart. En dat we dat alles vervangen hebben door
het harde, eentonige groen van maïsakkers, aardappel- en
bietenveld en cultuurgrasland. Waar zelfs het vee afkerig van is,
lusteloos vretend in de ontzielde en met drijfmest volgespoten
cultuurweiden.” Wie het ware levensritme van de natuur nog wil beleven,
begeve zich naar duinen of kwelders, aldus Westhoff.
DUITSE LES
Of… duikt in
zijn herinnering. “Mijn herinneringen zijn met blauwe
momenten verweven,” schrijft Anneke Banting uit Amsterdam aan Leopold.
Door haar inspirerende telefonade met Leopold was het blauw ineens toch
wel heel dichtbij gekomen, vertelt ze. En bij het doorbladeren van haar
plantenboeken was ook opvallend dat de bladzijden met het meeste
‘blauw’ het meest beduimeld en aangestreept waren. “Je ziet, ik moet
stoppen vanwege de overvloed: mijn herinneringen zijn blijkbaar met
blauwe momenten verweven.”
Of neem de
herinneringen van de journaliste Bep van der Linden-Nijdam
aan de eerste bloem uit haar kindertijd: een diepblauwe kelk slingerend
rond een bonenstaak. Als peuter was ze uit het door meidoorn omsloten
bleekveld ontsnapt, waar ze mocht spelen op dagen dat er
géén was lag, en had in de verboden groentetuin ernaast
de eerste bloem van haar leven ontdekt. “Een naamloos wonder dat in
mijn onderbewuste verdween; soms heel vaag opduikend zodat ik me
afvroeg of ik die bloem echt had gezien of dat ik het alleen maar had
gedroomd.” Want: “Wonderen leiden een kwetsbaar bestaan tussen droom en
werkelijkheid.”
Jaren later, op
de middelbare school, ontdekte Bep van der
Linden-Nijdam tot haar stomme verbazing een boek met een heel hoofdstuk
over ‘haar’ blauwe winde. “Dat is wel erg mooi geweest,” zei haar
Duitse HBS-lerares nadat Bep voor de klas een spreekbeurt had gehouden
over het bewuste boek van Waldemar Bonsels (1880-1952). “Heeft de bloem
me toen geïnspireerd? Ik weet het niet, maar ik was op
de open plek in het bos waar droom en werkelijkheid in elkaar
overvloeiden, en was me niet meer bewust van mijn klasgenoten. De
onwezenlijke stilte drong pas tot me door toen ik vanuit de zonnige
open plek in het bos weer met beide benen op het podium stond van het
weinig riante vijfdeklaslokaal, en de lerares met een stem die ik niet
van haar kende, als in gedachten, langzaam zei: das ist wohl sehr
schön gewesen.”
PAREL EN DIAMANT
Blauw impliceert
menselijke ruimte, zegt Pablo Neruda. Blauw lokt ons
tot overgave, voegt Rob Leopold eraan toe. “In alle vertroebeling
confronteert het ons met een besef van zuiverheid.” Is het de kleur der
kleuren, zoals Renate Rubinstein zegt?
Zoekend naar de
sleutel tot Leopolds blauwe fascinatie stuiten we op de
laatste zin van zijn voorwoord: “Want blauw schept ruimte voor stille
momenten…” Een bladzijde verder gevolgd door de volgende woorden: “Een
blauwe parel, verpakt in een blauwe diamant. Zoiets was het, wat we met
dit boek voor ogen hadden.” We laten u Leopolds uitleg nog een keer
horen: “Een wonderlijk lyrisch vermoeden gaf ons in, dat - als je maar
diep genoeg duikt, of ook: als je maar voldoende onbevangen aanziet wat
voor de hand ligt - ieder van ons ergens een piepklein plekje bewaard
heeft voor wat de dichter Lucebert eens heeft genoemd ‘de ruimte van
het volledig leven’.
“Daar, op die
wellicht onszelf geheime plek, is nog Plaats, en zal ook
altijd plaats blijven, want het is dat continuüm in ons, dat per
definitie aan alle specifieke invulling ontglipt. Geen droefenis, geen
interpretatie omtrent onszelf of omtrent het leven, die binnen dat
continuüm niet allengs wegsmelt in wijder verwevenheid. Slechts
blauwe ruimte rest... Zo blijkt, hoe verstopt ook in ieders kleurrijke
of grijze existentie ergens, onvervreemdbaar, dat blauwe plekje te
liggen waar de tijd relatief blijkt te zijn en waar, ondanks alles,
onze onbevangenheid, onze onschuld, onze rechtstreekse spontaniteit
bewaard wordt. Op dat blauw is dit boek gestoeld.”
Zullen we na
twaalf jaar later dan ook deze tweede bespreking van
Blauwe Bloemen eindigen met het einde waarmee we ook in 1993 afrondden:
het slot van een van die vele bloedmooie bijdragen uit Blauwe Bloemen,
die van de biologe/publiciste Conny Sýkora: “Verlangend naar
ruimte, lente en nieuw groen maakten we een voettocht door
Zuid-Frankrijk, en de bossen daar bleken er vol mee te staan: ontelbare
sterretjes van het puurste, teerste blauw, behaaglijk genesteld tussen
hun blad van het vorig jaar, wedijverend met al even aangrijpend blauwe
viooltjes, waarvan de schuchtere polletjes het pad begeleidden.
Geknield op de geurige bosgrond voelde ik hoe ik bevrijd raakte van
alle winterse droefenis en weer ruim werd van binnen, en ik begreep
ineens Hadewychs verzuchting, lang geleden op school geleerd en haast
vergeten:
Alle dinghe
Sijn mi te inghe;
Ic ben so wijt…”
Bart Hommersen
Blauwe Bloemen: Rob Leopold, Rieteke
Verel, uitg. Terra, Zutphen, 1990/2000. ISBN ISBN: 90-6255-429-6. * Bij
wijze van eerbetoon aan Rob Leopold (1941-2005) publiceerde Vruchtbare
Aarde in editie 3/2005
bovenstaande bewerking van een artikel dat Vruchtbare Aarde eerder in
juli 1993 publiceerde
na verschijning van de eerste druk van Blauwe Bloemen. * Het boek Blauwe Bloemen zelf is uitverkocht.
Voor
een van de allerlaatste exemplaren (€ 18, excl. verzending) kunt u
mogelijk nog contact opnemen met Museum Vosbergen, mw. R. Verel,
Vosbergerlaan 35,
9761 TJ Eelde of tel.: 050 4061575. Of zoek naar een exemplaar in een
antiquariaat. * Verdere info, zie de linkenpagina
op deze website.
|