P’tit Quinquin | Bruno Dumont

19,50

In het Noord-Franse landschap leidt een stuntelige detective het onwaarschijnlijke politieonderzoek naar een bizar delict. De kwajongensstreken van de plaatselijke jeugd, onder leiding van P’tit Quinquin, maken het hem knap lastig.

Uitverkocht

Beschrijving

Ontroerend is de omhelzing van het twaalfjarig meisje met haar leeftijdgenootje, de kleine Quinquin – de naamgever van de een na laatste film van de Franse filmmaker Bruno Dumont. ‘Hou me vast,’ zegt ze tegen hem. In het leven van haar vriendje is zij de engel. Hij is meer het type kwajongen. De jongen en het meisje vallen voor elkaar. Ze zijn onafscheidelijk. Het is aandoenlijk ze samen te zien, hij fietsend, zij achter hem staand op de zijstepjes – met haar trompet. Een instrument dat ze met verve weet te bespelen. Wat een geweldig acterende kinderen. En dan te bedenken dat Dumont een jaar bezig is geweest om alle benodigde spelers te ronselen. Stuk voor stuk zijn het amateurs.

De jongen die de kleine Quinquin speelt is overigens niet degene die de regisseur zich had voorgesteld bij het schrijven van het script. Maar bij de eerste  ontmoeting was hij meteen verkocht. ‘Ik wist meteen dat hij het was. Het was iets in zijn blik. Hoe hij zijn hoofd een beetje scheefhield. Nee, casting is nooit een optelsom.’

Het werken met amateurs, zei Dumont enkele jaren geleden na de voorpremière in het Amsterdamse Eye, is zo totaal anders dan met professionals. In het drama rond de Franse beeldhouwster Camille Claudel,gedragen door steractrice Juliette Binoche, was het precies omgedraaid. ‘Een actrice als zij staat voortdurend te springen, iemand van haar klasse wil acteren, wil vooruit. Bij amateurs is het precies andersom – die moet je vooruit duwen, ze moeten een drempel over. En dat gold in de praktijk nog het meest voor het twaalfjarige, trompet spelende meisje.’

P’tit Quinquin is gemaakt als vierluik voor televisie. In de bioscoop en op dvd zien we alle delen achter elkaar. Een bizar geheel is het geworden. Zo anders dan al Dumonts voorgaande drama’s waar de zwaarte steeds vanaf droop. P’tit Quinquin is lichter. De film wordt zelfs een komedie genoemd, al is het dan wel een zwarte komedie.

Opvallend in het vragenrondje na afloop van de voorpremière was Dumonts opmerking over humor. De regisseur zei dat hij door het maken van P’tit Quinquin had ontdekt hoe belangrijk en essentieel humor in het leven is. Sterker nog, hij zei zich zelfs niet te kunnen voorstellen ooit nog een film zonder humor te zullen maken.

Een intrigerende uitspraak waar je als toehoorder wel een tijdje op zit te kauwen.

Humor in films is een gevaarlijk genre. De kans op uitglijders is voortdurend aanwezig. Het afbreukrisico door de plank net mis te slaan met flauwe, tenenkrommende grappen. Maar de humor in P’tit Quinquin is geen dijenkletser. Eerder zwart en terloops, een beetje ongemakkelijk zelfs. In feite weet je als kijker niet goed waar de humor nu eigenlijk ophoudt en de pijn begint.

P’tit Quinquin is een film vol dorpstaferelen. We bewegen ons in broeierige plattelandsdorpen van de benauwde soort. Plekken waar iedereen familie van elkaar lijkt; waar iedereen mot met elkaar lijkt te hebben en waar het zomaar kan zijn dat twee buren elkaar al dertig jaar niet meer hebben gesproken vanwege een nooit opgelost geschil. Dorpen waar mensen het druk genoeg hebben met zichzelf.

Kijk naar de totale gekte tijdens de uitvaartdienst. De organist die alleen oog heeft voor zijn eigen spel, kijk naar de twee pastoors die vergeefs een einde proberen te maken aan diens orgelspel. Kijk naar hun hulpeloosheid, naar het mooie meisje dat een lied zingt tijdens de uitvaartdienst. Een zelf geschreven liefdeslied vol eenzaamheid; kijk naar de inspecteur en de commissaris van politie die een moord proberen op te lossen en alleen zelf denken dat het mogelijk moet zijn om in dit dorpsleven nog enige orde aan te brengen.

Bruno Dumont vertelt in Eye hoe lang hij heeft moeten zoeken naar een acteur die de gekke commissaris zou kunnen spelen. De serie tics die de commissaris tentoonspreidt, is werkelijk ongekend. Dumonts aanvankelijke eerste keus voor de rol viel af wegens ziekte. Toen was nummer twee aan de beurt. De tics die hij in deze rol moest laten zien, bleek deze amateuracteur al in ruimte mate van nature mee te brengen, aldus Dumont. Ze hoefden alleen nog maar enigszins te worden uitvergroot. Bij dit type commissaris moet je niet denken aan verstandige, stevige, doortastende detectives als Morse, Lund, Maigret, Sherlock Holmes en Miss Marple. Commissaris Van der Weijde heeft niets van dat alles. Hij is de karikatuur van elke politieman. In zijn warrigheid heeft hij wellicht nog iets van tv-inspecteur Columbo. Maar Colombo’s warrigheid zette tegenstanders in ieder geval nog op het verkeerde been. Van der Weijde mist Columbo’s slimheid. Als speurder blijft hij alleen overeind omdat hij op zijn manier thuishoort in de gekte van dit milieu.

Bruno Dumont heeft zijn film opgebouwd als een policier. Een bizarre policier natuurlijk. In de dorpsgemeenschap is een moord gepleegd en al gauw wordt er een tweede moord gepleegd. De misdaden zorgen in de film voor een rode lijn. En verklaren het voortdurende rondrijden van de twee politiemensen in hun politieautootje.

P’tit Quinquin is een grensverkenning van het instituut van de wetshandhaving, zegt Dumont in een interview met De Filmkrant. ‘Ik laat het politieonderzoek zien als een ritueel, als een gestandaardiseerd proces waarin iedereen zijn rol heeft. En ja, uiteindelijk is het ook mijn bedoeling om je erom te laten lachen. Ik doe dat door het grotesk te maken, door de lach te mixen met de pijn.’

En: ‘De film is een melange van verschillende emoties, maar alles wat in de film gebeurt gaat een grens over. Niets is wat het lijkt. In die zin sluit het aan bij archaïsche theatervormen als het ‘théatre du grotesque’ dat verdubbelingen en metamorfoses gebruikt om maatschappelijke veranderingen uit te leggen en zichtbaar te maken.’

Opmerkelijk was Dumonts antwoord op een vraag uit de zaal tijdens het vragenrondje. De vraag waarom de film uiteindelijk geen schuldige aanwijst. ‘Waarom laat u de toeschouwer in enige onzekerheid achter,’ wil een vragensteller weten. ‘Omdat,’ legt Dumont uit, ‘ik het allemaal ook niet weet. Ook voor mij blijft het een mysterie. En ik hoef dat mysterie ook niet op te lossen. Het mysterie is een deel van de aantrekkingskracht van het verhaal. Sterker nog, het gaat me uiteindelijk ook niet om het antwoord.’

Een vermoeden van dat antwoord krijg je als toeschouwer in feite twintig minuten voor het einde. Het zou een mooi einde zijn geweest. Maar dan ontrolt het verhaal zich toch nog verder. Nieuwe gebeurtenissen vragen om een nieuw antwoord. En dan blijkt het einde alsnog open te blijven. En zo moet het eigenlijk ook – in dit geval.

Nog een laatste vraag en antwoord uit het interview van De Filmkrant met Dumont in januari 2015:

‘Bijna alle personages hebben een tic, of een handicap, die door de film enorm wordt uitvergroot, en soms is het moeilijk te bepalen of je daarom moet lachen, en hoe, omdat het door de herhaling ook een slapstick effect heeft.’

Bruno Dumont: ‘Absoluut! Dat ongemak zorgt voor catharsis. De toeschouwer moet zich niet comfortabel voelen. Ik meng komedie en drama en melodrama om de dingen vreemd te maken. In dat moment van vervreemding gebeurt iets essentieels. Je hersenen begrijpen het verschil tussen lachen en huilen niet meer en in die verwarring <em>voel</em> je – zie je in waar het om gaat.”

‘Waar gaat het om?’

‘Dat iedereen gevangen is in sociale en morele gewoontes.’

‘Snuivend, hikkend en met zijn oog trekkend loopt de commissaris door het beeld. En zo heeft elk personage in de film wel wat. Een hazenlip, een horrelvoet, een mentale handicap.  Exploiteert u mensen met een handicap?’

‘Nee, want niemand is ongelukkig. Ik provoceer om de dubbelzinnigheid te laten zien – de hypocrisie van de menselijke natuur. Maar iedereen die aan mijn films meewerkt, weet dat hij speelt en iedereen voelt zich op zijn gemak. Ik zie niemand als een outsider. Hooguit geef ik de toeschouwer een ervaring van anders-zijn. Ik gebruik niemand voor het effect – om hem schattig te maken, zoals in Amerikaanse films. Uiteindelijk zul je, als je lang genoeg kijkt en tijd met mijn personages doorbrengt, hun schoonheid zien.’

En dan gaat ieder weer zijns weegs?

‘Misschien. Het is een sociaal contract. Je moet niet vergeten dat deze mensen vaak geïsoleerd en in de marge van de maatschappij leven. Door het spelen van een rol krijgen ze weer meer zelfvertrouwen. Ze hebben gewerkt. Het maken van de film is meer dan een kunstwerk. Het is een gemeenschappelijk project, met een sociale functie en een samenbindende functie voor een gemeenschap. Maar het is de kunst die dat mogelijk maakt, die dat overstijgt.’

 

 

 

 

Extra informatie

Gewicht1 g
Regisseur

Bruno Dumont

Jaar

2014

Taal gesproken

Frans

Ondertiteling

Nederlands

Filmduur

240 minuten/twee discs