Een artikel uit VA-Magazine

WEERZIEN MET
IERLAND

Wat dacht je van een weekje Ierland? Een paar dagtochten over verlaten spoorbanen? Een bezoek aan een ronde toren? Een pint Guinness in een donkere pub met dikke muren waar de regen tegen de ruiten klettert?” Ja, op die manier wordt zelfs een bezoek aan het regenrijkste EU-land aantrekkelijk; in 25 jaar tijd opgeklommen uit de prehistorie tot een van de twee rijkste landen van Europa. Een mooie gelegenheid ook om een kijkje te nemen in Derryclare Wood, een van Ierlands laatste stukken oerbos. En het raadsel van de Round Towers nog eens van een paar kanten te bekijken – geheimzinnige overblijfselen uit een vroege periode van het christendom. Ireland revisited.

I n mijn herinnering lekte het huisje aan alle kanten. Ergens in de jaren zestig. Mijn moeder had ons gezin op sleeptouw genomen, op zoek naar “iets” dat in Nederland niet – of in ieder geval moeilijker – te vinden was. Het had met de natuur te maken, zei ze. Hoe hard de wind ook om je oren waait, de Ierse natuur heeft iets uitnodigends. Veel Ierland-gangers leken in die dagen een gevoel van thuiskomen te ervaren. Marten Toonder sprak over het "eigenlijke leven - een leven zoals wij dat in Nederland niet kennen". En de plantkundige Victor Westhoff schreef over het "eeuwige verlangen” naar Connemara. “Triest is hier alleen het afscheid."

Met hoeveel vanzelfsprekende handelingen is ons leven gevuld? Voor de zesde keer grijp ik rechts boven mijn schouder naar de veiligheidsriem. Die riem zit daar niet, want in Ierland rijden de auto’s links. “Het is even wennen,” beloven de reisgidsen, “maar op de rustige Ierse weggetjes zal dat snel lukken.” Rustige weggetjes? Waar zijn die weggetjes? Multinationals investeren miljarden in hun Ierse vestigingen. Galway is de snelst groeiende stad van Europa. En wie het Nederlandse nummer van autoverhuurder Hertz denkt te bellen, krijgt een medewerker in Dublin aan de lijn.

Ierland blijft immens populair bij mensen die het jachtige, geldbeluste leven willen ontvluchten om in de stenige, magische wereld van Ierland tot zichzelf te komen. Maar... al bij hun eerste stap op Ierse bodem krijgen ze hun eerste teleurstelling te verstouwen, merkt Terry Eagleton (hoogleraar Engelse Literatuur in Oxford) fijntjes op. “Ierland is net zo modern als het land waar u vandaan komt. Nou, zo ongeveer dan. Tenzij u een Eskimo bent natuurlijk.”

MAANDAG

Op naar Connemara. Een tussenstop in het plaatsje Cashel, vanwege de spectaculair gelegen "ronde toren" aldaar. Ter plekke schuiven we aan voor een videovertoning. Wat is er toch weinig bekend over die overblijfselen uit een tamelijk vroege periode van het Ierse christendom.

De meest gehoorde opvatting is dat het vluchtplaatsen zijn geweest. Vluchtplaatsen? Ik stel me de toren op Scilly Eiland voor, een eindje verderop, langs de Ierse Westkust. Makkelijker hadden de Ierse monniken het hun Noorse en Deense belagers moeilijk kunnen maken. Alleen een vuurtoren zou nog beter zichtbaar zijn geweest!

Zelfs Terry Eagleton komt met deze verklaring aanzetten. De monniken hoefden de ladder alleen maar op te trekken, oppert hij, en ze zaten veilig. Veilig? Drie weken eenzame opsluiting in een ronde toren! Dan wordt beter voorstelbaar wat het betekent om in een smalle, hoge ruimte opgesloten te zitten; zonder toegang tot een waterbron; kwetsbaar voor elke brandende pijl die de vijand naar binnen schiet. En het voortdurende risico dat de toren, met al zijn openingen, in een oogwenk verandert in een rokende schoorsteen.

De Ierse archeoloog Tadhg O’Keeffe vermoedt dat de vluchtplaatsentheorie de wereld in is gekomen door twee aanvallen op ronde torens in County Meath, in 1126 en 1127. Bekend is dat veel mensen bij die strijd zijn omgekomen. Maar het feit dat een groot aantal mensen toen bescherming zocht in een toren, betekent nog niet dat de ronde torens ook om die reden zijn gebouwd. "Nee, vluchtplekken kunnen het moeilijk zijn geweest," denkt O'Keeffe. "De werkelijkheid is dat mensen in die ronde torens met hun houten vloeren, kleine ramen en kleine toegangsdeur als ratten in de val zaten en bijzonder kwetsbaar waren voor vuur en verstikking.”

Nog een verklaring uit de hoge hoed: als het geen vluchtplekken zijn geweest, dan misschien uitkijktorens of opslagplaatsen voor relikwieën? Maar ook dat is logica op de vierkante millimeter. Nog even en dan is het menselijk lichaam een opslagplaats van voedsel – omdat we elke dag eten in onze monden stoppen, en is het Vaticaan gebouwd om metselaars aan het werk te helpen (wat ook niet geheel onwaar is).

Bij Galway staan we voor de keuze: nemen we de Grote Weg naar het Westen of de kustweg? We kiezen voor de Grote Weg en komen terecht op de kustweg (die zo druk is als de Grote Weg). Tien kilometer lang hobbelen we in het laatste avondlicht door een veenmoeras. Van links naar rechts gaat de weg. Op en neer. En het is avond als we Roundstone binnenrijden, de plaats waarover Victor Westhoff in de jaren tachtig zo mooi schreef:

“Wie voor de eerste maal van Tombeola naar Roundstone gaat, en zich afvraagt of hij in deze indrukwekkende verlatenheid van zee, rotsen en tot de horizon golvend veen het einde van de wereld begint te naderen, wordt verrast, soms zelfs overweldigd door het welige groene bos dat hier plotseling oprijst en dat zich tot pal aan de zeekust uitstrekt.”

Oeps! Geen bos te zien. In de vroege avond zijn we dat blijkbaar voorbij gereden. Maar misschien is het bos in de afgelopen decennia ook aanzienlijk minder welig geworden. Het is in ieder geval pikkedonker als we de slingerende oprijlaan van Letterdyfe House oprijden.

DINSDAG

Vandaag valt de keuze op Derryclare Wood. Het favoriete oerbos van Victor Westhoff. De mooiste van de vier overgebleven stukken oerbos in Ierland. De zon schijnt en toch staat de barometer achterin het huis op ‘regen’. Op de valreep zorgt de housekeeper voor een sombere noot. “Derryclare Wood? O, maar daar wordt momenteel gekapt.” Een opmerking die op deze vroege ochtend gelijk staat met de mededeling dat de Nachtwacht per ongeluk door de papierversnipperaar is gehaald.

Wie kapt er nu zo’n juweel voor wat kortstondig gewin? Nou ja, in Roemenië dreigt het oeroude dorpje Rosia Montana ook geofferd te worden aan de goudwinning: twee ton steengruis voor één gouden ring. En reeds in 1869 offerde Nederland zijn laatste oerbos, het achtduizend jaar oude Beekberger Woud. Waarom zou Ierland niet verder opgestuwd willen worden in de vaart der volkeren?

En toch lopen we in bedrukte stemming het meer rond, in de hoop nog iets op te vangen van het oeroude loofbos. “Let op een onopvallend paaltje aan de linkerkant van de weg,” stond er met potlood geschreven op een oude kaart in de bibliotheek van Letterdyfe House. Een onopvallend paaltje? Geen paaltje te zien. En al helemaal geen onopvallend paaltje.

In de categorie ‘palen’ vallen alleen stammen die op zware vrachtwagens langskomen. Maar onopvallend kun je die niet bepaald noemen.  Allemachtig, wat een troosteloze bende is het hier. De blubber laat zich niet een, twee, drie passeren. Hinkstappend laveren we tussen mosachtige, verende, bultachtige substanties, die voor 99 % lijken te bestaan uit water. Geven we het op? Nee, daar ligt verfrommeld op de grond warempel een oude landkaart in enige staat van ontbinding. Maar ook hierop geen spoor van enig oerbos. Tijd om terug te gaan. De bestuurder van de bulldozer kijkt verbijsterd toe hoe we de laatste meters enkeldiep wegzakken. Een oeroud bos? Nee, daar heeft hij nooit van gehoord.

Ineens zien we het gezochte oerbos liggen: aan de andere kant van het meer. Even mysterieus als onbereikbaar. Zijn wij nou de enige ongelukkigen? 's Avonds thuis wil ik het naadje van de kous weten. Ik blader door vele jaargangen gastenboeken in Letterdyfe House. Hier het verslag van een bezoeker die in 1997 maar liefst twee vruchteloze expedities heeft ondernomen; daar het relaas van iemand die in 1981 is tegengehouden door “hoge afrasteringen”.

Maar in 1985 is het warempel iemand gelukt. Zonder enig probleem zelfs. Hij schrijft: “Gemakkelijk toegankelijk en sprookjesachtig mooi met bloeiende primula’s, klaverzuring en speenkruid.” Raadselachtige zinnen na alle gesop en geplas van vandaag.

Wat hier gisteren waar was, kan vandaag een droom zijn.

VRIJDAG

Laatste dag. Zon en regen wisselen elkaar aan de lopende band af. Op het programma staat de beklimming van een van de twaalf toppen van de 729 meter hoge Twelve Pins. Een wandeling naar het beeld van de heilige Patrick, met bijbehorend kapelletje. Hier moet Patrick in de vijfde eeuw hebben gestaan toen hij Connemara zegende. Sint Patrick is de man die het christendom naar Ierland heeft gebracht. Tenminste, zo luidt de officiële versie van de kerk. Maar dat is niet helemaal waar. Zelfs helemaal niet waar.

Toen Patrick voet aan wal zette in Ierland, bestond het christendom al – al was dat niet het christendom in de bekende roomse vorm. Een onderwerp dat Marten Toonder mateloos fascineerde. Het vreemde is – zegt hij in een wonderschone inleiding tot Adriaan van Dis' Ierland, verhalen van een land – dat de boeken die je over de geschiedenis van dit land openslaat steeds weer beginnen met het verhaal van Sint Patrick die de inboorlingen zou hebben gekerstend. Maar waarom, oppert Toonder, vraagt niemand zich af wat er vóór de heilige Patrick is gebeurd; juist omdat het aantal overleveringen en legenden uit die oude tijd zo opvallend groot is?

Deze week stuit ik op een intrigerend boek over het vroeg-Ierse christendom van de Zwitserse schrijver Jakob Streit. Volgens hem is de overgang van de voor-christelijke druïden en de barden naar de monniken en priesters helemaal niet zo groot geweest. De Ierse variant is onafhankelijk van Rome ontstaan en opmerkelijk vrij gebleven van dogmatiek en kerkelijke machtspelletjes.

En dan is er nog Ulrich Libbrecht, een voormalig hoogleraar sinologie in Leuven, die zich uitvoerig met het oud-Ierse christendom heeft beziggehouden. De ontdekking ervan was voor hem zelfs een openbaring. Waarom? Omdat hij in het roomse christendom iets essentieels miste: een gevoel voor het mysterie van het leven. Achter de dingen een geheim vermoeden.

Libbrecht vertelt over een bezoek dat hij in een tijd van grote twijfel bracht aan Skellig Michael, een rotseiland voor de zuidwestkust van Ierland – steil oprijzend uit zee. Een eiland dat in voorchristelijke tijden al door druïden was bewoond en waar tegenwoordig nog de resten te vinden zijn van een klooster uit de beginperiode van het Ierse christendom – gewijd aan de aartsengel Michaël.

Hier stuitte de Leuvense godsdienstwetenschapper op iets wat het christendom in zijn ogen had kunnen zijn: een mystieke leer. Het oud-Ierse christendom deed – zegt hij – wat het boeddhisme nog altijd doet: de innerlijke ervaring voorop stellen. De innerlijke ervaring die het christendom eeuwen- en eeuwenlang als “ketters” heeft bestreden: de individuele weg tot het goddelijke.

Een christendom bovendien dat geestdriftig stond ten opzichte van de natuur. Kijk naar de oude Ierse koningslegenden en natuurgedichten, geschreven door monniken die zich in de wildernis hadden teruggetrokken om God te zoeken, aldus Matthijs Schouten, hoogleraar Natuur- en Landschapsbescherming, in een interview met het tijdschrift Grasduinen. "Dat deden ze onder meer op eilandjes voor de kust, mediterend, vastend en biddend. Voor hen was God in de natuur te ervaren."

ZATERDAG

“Ach, de ronde toren van Kilmacduagh,” zegt een behulpzame Ier. “Die is niet moeilijk te vinden, u ziet 'm al van verre in het landschap liggen.”

Fascinerend hoe gezichtsbepalend zo’n ronde toren kan zijn. De monniken en bouwmeesters van de meer dan twintig meter hoge torens van Ardmore en Glendalough moeten zich volgens de Zwitser Jakob Streit van de werking van de verticaal bewust zijn geweest. “Eén ronde toren drukt zijn stempel tot in de verre omtrek op een landschap." De torens uit die tijd markeerden in zijn ogen de plaatsen van de geest – waar het streven naar ‘het hogere’ beoefend en geleefd werd.

 “Als een op grote afstand zichtbare borg wezen de ronde torens de plaatsen aan waar men hemel en aarde met elkaar probeerde te verbinden. Helemaal bovenin vier vensteropeningen, op de windstreken gericht. Op de gebedsuren beklommen de monniken meerdere malen per dag de steile trappen en luidden een handschel naar de vier windrichtingen.”

In feite komt de Amerikaan Philip Callahan met eendere verklaring – al is die verklaring een stuk materiëler. Een verbinding tussen hemel en aarde? Jawel, oppert Callahan, maar dan langs elektromagnetische weg. De ronde torens ziet hij als zendontvanger.

Een antenne? Is dat geen vreemde verklaring voor een bouwwerk" Helemaal niet, zegt Callahan, want wat is een antenne anders dan een "voorwerp dat gevoelig is voor een bepaalde frequentie; dat een frequentie verzamelt – afgestemd is op die frequentie? In feite kan alles in de natuur dat vorm heeft als antenne worden gebruikt, of je nu denkt aan de grote komvorm van Ierland, aan de voelsprieten van insecten, aan bomen, aan struiken of aan de dolmens en andere opstaande stenen in het landschap van Ierland." In de ogen van Callahan is het duidelijk: "De ronde torens zijn magnetische antennes geweest. Zoals ook rotsen antennes kunnen zijn als ze de juiste vorm hebben."

Een gezichtspunt dat enigszins doet denken aan het verband dat Helena Blavatsky zag tussen ‘zon’ en ‘Ierse ronde torens’. Alle tempels waren in de oudheid op de zon gericht, zegt zij – van de piramiden tot de ronde torens van Ierland. En daarbij doelt zij niet op de fysieke zon, maar op “het achter de stoffelijke lichtbron verborgen geheim, welke de mensen bij instinct gevoelen.”

Dat instinct zou volgens Jakob Streit ook kunnen helpen verklaren waarom Christus op zoveel oud-Ierse kruizen staat afgebeeld in het midden van de zonnecirkel: Christus als de geestelijke vonk die reeds in ieder mens aanwezig is en aangewakkerd kon worden. Zo zagen de Ierse Christenen het volgens hem in ieder geval – in een voor Rome spoedig onverteerbare vorm.

ZONDAG

In het vliegtuig sla ik de nieuwste editie open van het blad van de Ierse luchtvaartmaatschappij. Een Aer-Lingus-redactrice doet verslag van een verblijf in een aantal Ierse kasteelhotels waar de scheidslijn met het bovennatuurlijke erg dun lijkt te zijn. Het is zeven uur in de ochtend als we opstijgen uit donker Cork. De redactrice blijkt haar intrek te hebben genomen in Glin Castle, County Limerick, waar de manager vertelt over vreemde geluiden op de bovenverdieping en andere onverklaarbare zaken.

Ik denk aan het recensie-exemplaar dat een buitenlandse uitgever me ooit stuurde van een boek van een beroemde fotograaf, met foto's van oude Ierse ruïnen, abdijen en herenhuizen. "There is such a beauty in ruins, such a stillness, and magic for the imagination," schreef hij in het voorwoord. Hij zei een "laag" onder of achter de oppervlakte van de werkelijkheid te willen tonen met zijn foto’s.

“We nemen zo makkelijk aan dat wat we met onze ogen zien ook de hele werkelijkheid is. Ik geloof dat er een andere dimensie is, een spirit world, die dwars door onze zogeheten echte wereld heenloopt, en ik geloof dat wij er soms, als de omstandigheden daar zijn, er een kijkje in kunnen nemen en even deel kunnen uitmaken van dit bovennatuurlijke domein.”

Zal ik deze fotograaf ter afsluiting van dit Ierlandartikel een paar vragen stellen? Het antwoord komt snel binnen. Hoeveel we bereid zijn hem te betalen? Eerlijk gezegd heb ik nog nooit iemand betaald voor een interview. De Britse fotograaf geeft geen krimp: geen geld, dan geen vragen. “Veel succes met uw blad.”

Grappig eigenlijk dat uitgerekend een fotograaf die van “de andere wereld” zijn beroep heeft gemaakt, zo commercieel denkt. Maar past dat weer niet uitstekend bij het moderne Ierland? In de woorden van Terry Eagleton, hoogleraar Engelse Literatuur in Oxford: “Het is een mythe dat er fairies zijn in Ierland. They used to be. Maar tegenwoordig niet meer. Ze besloten dat hun aanwezigheid niet langer nodig was in een snel moderniserend land en vertrokken.”

 Bart Hommersen

Bovenstaande is een tot een derde ingekorte versie van het openingsartikel uit Vruchtbare Aarde editie 4/2004. Het hele nummer telde 28 Ierland-pagina's. Het redactioneel dat de betreffende editie inleidde, is hier na te lezen. Website Letterdyfe House. Eerdere artikelen over "Ierland" en "het raadsel van de ronde torens" verschenen in de edities 1-1996 en 4-1996. Zie ook het Archief. Op de linkenpagina van deze website vindt u nadere informatie over Ierland, mythologie,  Ierse legenden, William Butler Yeats en Philip Callahan. 



Een advertentie van Google

Reisverhalen

Salon
Filmzaal
Keuken
Tuin
Atelier
Archief
Links

Home


Editie 2-2007

De pelgrimage naar Santiago de Compostela. Themanummer.



Editie 4-2007

Fanny & Alexander
als een van
VA's topfilms



Editie 3-2007

Themanummer mens & natuur



Editie 3-2006

Pelgrimage naar het licht. Een reis naar Andalusië, voorafgegaan door een interview met Andalusië-kenner Christine Gruwez.


VA interviewde Ierland-liefhebbers Marten Toonder, Victor Westhoff en Matthijs Schouten:

In 1965 volgde Marten Toonder de stem van zijn hart en emigreerde naar Ierland. Eerste van twee gesprekken met Toonder - over de binnenkant van de natuur, Ierland, de last van ouderdom en het geestelijke in de mens.  Een gesprek met een van Nederlands grootste 20e-eeuwse plantenkenners, Victor Westhoff. Over het boeddhisme en zijn lievelingslanden Frankrijk en Ierland; over Nederlands laatste oerbos en de woordmuziek van zijn favoriete dichter Guido Gezelle.  Interview met Matthijs Schouten, hoogleraar Natuur- en landschapsbescherming aan de universiteit van Cork (Ierland), die beschouwd wordt als de 'redder' van het Ierse hoogveen.
Beweeg de cursor over een beeld voor een impressie (alleen in Internet Explorer). Of klik op een beeld voor een volledige inhoudsopgave.

Ierland Special 4-2004
en een andere editie
naar keuze
als welkomstgeschenk?




Maak hier uw keuze 

Meer Ierland in:

Eerste kennismaking met de intrigerende theorie van de Amerikaan Philip Callahan over het ontstaan van de ronde Ierse torens.  Van dit nummer is momenteel geen volledige inhoudsopgave beschikbaar. Tweede Ierland-Special 1996: een vervolg op 1-1996.  Weerzien met Ierland. Een Huis in Connemara, de mystiek van het Oud-Ierse Christendom en een hernieuwde kennismaking met het raadsel van de ronde torens.

Beweeg de cursor over een beeld voor een impressie (alleen in Internet Explorer). Of klik op een beeld voor een volledige inhoudsopgave.

DE OLM VAN BUNLAHY
 “Er gebeurde mij laatst iets raars,” zei William Butler Yeats toen hij in 1923 in Stockholm de Nobelprijs voor Literatuur in ontvangst nam. “Ik begon honing te ruiken op plaatsen waar geen honing kon zijn, aan het eind van een stenen straatje, of in een winderig bocht in de weg en die geur ging altijd samen met bepaalde gedachten.” Schuift u aan onder de oude Olm van Bunlahy en laat u meevoeren door de oude verhalen - met niemand minder dan Yeats als gids. Een kennismaking met de wereld van nimfen en elfen op de grens van droom en werkelijkheid, ronde torens, fairy-ringen, Ierse kruizen en andere overblijfselen van het ‘vrouwelijke’ denken dat Ierland volgens Marten Toonder ooit kenmerkte. Onze Ierland-special 4-2004 is desgewenst hier los na te bestellen en hier aan te vragen als welkomstgeschenk bij een abonnement.





Rustpunt

"De nieuwste VA, het Ierlandnummer, heb ik van voor tot achter verslonden. Juist omdat het onderwerp van zoveel kanten wordt belicht. De vorige Ierland Special editie 1-1996 bewaar ik als een relikwie in mijn boekenlast."

"Ik vind VA de afgelopen jaren, zowel inhoudelijk als qua vormgeving en presentatie, op het kunstzinnige af. Een verademing en een rustpunt in de wereld van de gedrukte media.”

Een reactie van een abonnee op onze Ierland-Special 4-2004.

Als nieuwe abonnee mag u twee edities uitkiezen als welkomstgeschenk?



Maak hier uw keuze 
Een advertentie van Google
Een advertentie van Google

In 1965 volgde Marten Toonder de stem van zijn hart en emigreerde naar Ierland. Nadat hij terugkeerde naar Nederland had VA twee gesprekken met hem, in editie 5-2001 en 3-2003 - over de binnenkant van de natuur, Ierland, de last van ouderdom en het geestelijke in de mens. Victor Westhoff, een van Nederlands grootste 20e-eeuwse plantenkenners, is nooit in Ierland gaan wonen, maar hij heeft er wel vele malen rondgereisd. In VA 4-1998 een gesprek met deze allrounder, met wie het even makkelijk praten was over zijn favoriete kruid hartgespan als over Mozart, Romaanse kerken, Sheldrake, Guido Gezelle of Tolkien. Urenlang springt het gesprek van het ene onderwerp naar het andere. Van het boeddhisme naar zijn lievelingslanden Frankrijk en Ierland; van Nederlands laatste oerbos naar de woordmuziek van zijn favoriete dichter Guido Gezelle. Een van Westhoffs leerlingen, Matthijs Schouten, de latere hoogleraar Natuur- en landschapsbescherming aan de universiteit van Cork (Ierland), slaagde er in de jaren tachtig in de Ierse hoogvenen te redden. Zie het interview in editie 3-2000: "Toen ik in Ierland begon te werken, was daar nog vrij veel veen. Veen dat afgegraven moest worden want het veen was armoe, en je kon er alleen maar de kachel mee stoken. Nu gaan de burgers van Dublin op zondagmiddag uit wandelen in het veen, want het is zo mooi woest en ongerept."


Editie 3-2000

Een advertentie van Google